Overal is wel wat. In elke familie, in elk gezin en in willekeurig welke relatie zijn er eigenaardigheden. In relatieve zin en soms zelfs in absolute zin. En dan is er ook nog een objectieve of juist een subjectieve benadering. Oftewel: het is voor een buitenstaander in principe niet te zeggen of iets eigenaardig is of niet. En dat is dan ook mijn probleem met het schrijven van een blogpost over de roman Iedereen kan schilderen van Emma Curvers (uitgegeven bij Atlas Contact). In deze roman draait het om Iris Kostons, of eigenlijk niet om Iris maar om haar vader Hans. En niet alleen om Hans, maar ook om moeder Elsbeth en zus Mia. En toch ook weer vooral om Iris. Zo vermoeiend, verwarrend en eigenaardig als dit klinkt, zo vermoeiend, verwarrend en eigenaardig is het leven van Iris.
Bij alle vier zit minimaal één steekje los. Bij de één wat meer steekjes dan bij de ander, maar de combinatie van deze persoonlijkheden in één gezin maakt het geheel tot een explosieve, onberekenbare situatie. Al vanaf de eerste bladzijden merk je dat de verhoudingen binnen de familie op scherp staan. Zeer beklemmend weet Curvers te beschrijven hoe moeder en dochter omzichtig te werk gaan bijvoorbeeld tijdens een verjaardagsvisite, om Hans niet uit zijn eigen balans te halen. Uit alles blijkt dat deze personen geen enkele basis als gezin hebben, ze hangen als los zand aan elkaar en zijn volledig onbekend met aspecten als wederzijdse steun, niet te verbreken band tussen ouders en kinderen en een zekere mate van gemeenschapszin. Iris is zo gewend aan haar situatie en de onderhuidse spanningen, dat zij weliswaar op afstandelijke wijze ziet dat er bizarre dingen in haar familie gebeuren, maar zonder dat dit inzicht leidt tot zelfstandige, volwassen daden. Zij loopt voortdurend langs en op de rand van de psychische afgrond. En ondanks alle ingeschakelde psychiaters en therapeuten dreigt continu het gevaar dat zij óver de rand wegglijdt.
Door het thema van deze roman is het niet moeilijk om het te associëren met andere boeken die ik heb gelezen. Sterker nog, ik moet mij bedwingen om hier niet een hele waslijst op te sommen van boeken die bij mij naar boven kwamen tijdens het lezen van Iedereen kan schilderen :). Ik mocht deze debuutroman lezen voor de boekenbloggersleesclub Een perfecte dag voor literatuur. Nu ik het heb gelezen, kan ik mij bijna niet meer voorstellen dat ik vooraf enige aarzeling voelde of ik op dit moment wel wilde meedoen. Door de omschrijving op de achterflap, de titel (de treffende verwijzing naar het hobbyproduct van Ravensburger) en de tekening op de boekomslag was ik niet direct enthousiast. Ik vermoedde dat het misschien vergelijkbaar zou zijn met PAAZ van Myrthe van der Meer (The House of Books). PAAZ heb ik geruime tijd geleden gelezen en ik vond dat een bijzonder boek. Ik ben ook zeker van plan om de meest recente roman van Myrthe, Up, ook te lezen. In beide boeken gaat het om het levensverhaal van Emma die aan een persoonlijkheidsstoornis en/of depressies lijdt. Myrthe weet heel goed leesbaar en begrijpelijk, met een flinke saus humor, te vertellen hoe het is om zo’n afwijking te hebben, hoe Emma probeert haar problemen te lijf te gaan en hoe het is om terug te keren naar de “normale” maatschappij. Knap geschreven, belangrijk onderwerp, maar van Een perfecte dag voor literatuur verwacht ik toch net een iets ander genre boeken. En dat blijkt de roman van Emma Curvers dan ook te zijn. Een totaal andere sfeer en andere schrijfstijl. Daarom is lezen zo leuk, steeds weer de ontdekkingstocht hoe een schrijver een onderwerp heeft aangepakt en vormgegeven.
Uiteraard dacht ik ook aan de roman van Nanda Roep: Van familie moet je het hebben en kan je het krijgen ook!, met name vanwege het aanstippen van de methodiek van familiesystemen. Als je in staat bent om van enige afstand naar jouw familie te kijken, zie je (volgens de aanhangers van systeemdenken) vaak patronen die zich in de verschillende generaties herhalen. Hoofdpersoon Bianca heeft aardig wat met haar familie te stellen.
Maar bovenal moest ik denken aan twee romans waarin weliswaar een afwijking/stoornis van belangrijke invloed is op de persoon en de verhouding tot andere personen of familieleden, maar waarin gelukkig de rode draad wordt gevormd door een diepgevoelde, af en toe wat onhandig geuite, liefde van een ouder voor een kind. Dit is het geval in het (in principe) jeugdboek Joe & ik van Mireille Geus (Lemniscaat) en in De eerste maandag van de maand van Peter Zantingh (de Arbeiderspers). In laatstgenoemde roman draait het om de dertigjarige Boris die voor onderdak bij zijn vader aanklopt, nadat zijn relatie met Sara is stukgelopen. Door de ernstige dwangstoornis van Boris wordt het voor hem steeds moeilijker om zich in de maatschappij staande te houden. Zijn vader stelt zijn huis en zijn leven voor hem open en de mannen besluiten met elkaar een reisje naar Praag te maken. Door een aantal gebeurtenissen worden vader en zoon gedwongen echt met elkaar te praten over hun levens en hun eigenaardigheden. Terug in Nederland zijn er nog heftige ontwikkelingen met een zwarte rand, maar met een positief slotakkoord. Ik vond het een aparte ervaring om in deze romanvorm iets te leren over het leven met een dwangstoornis.
Iedereen kan schilderen is zeker niet het vluchtige, licht schertsende verhaaltje waarvoor ik in eerste instantie vreesde. Het is een verbijsterend en beklemmend verhaal over een ontwrichte, niet functionerende familie, waarbij de grote vraag blijft of en hoe ieder gezinslid (met of zonder elkaar) zijn of haar vervolgweg weet te vinden. Een prachtig debuut van de jonge Emma Curvers. In de relatief korte tijd waarin wij meeliften in de levens van de familie Kostons, weet zij zonder dat ik precies kan aangeven waardoor dat komt, een indrukwekkend stempel op mijn leeservaring te drukken.
Veel leesplezier!
theonlymrsjo
De meningen van mijn medebloggers vind je via deze link. En mijn hartelijke dank gaat uit naar Atlas Contact voor het beschikbaar stellen van een leesexemplaar.