Van postzegel tot schatkaart

Als je ooit, ooit, óóit het kinderboekje Meneer Lakoen van Jantien Buisman tegenkomt, pak dan onmiddellijk de gelegenheid om het te lezen. Je bent er zo doorheen, maar het verhaal zal jou nooit meer loslaten. Dat is althans mijn absolute overtuiging 🙂

Het is het verhaal van de über-burgerlijke, in het stramien van een kantoorbaan vastzittende, van elke creativiteit en spontaniteit gespeende Meneer Lakoen (dat “Meneer” heeft hij zelf toegevoegd omdat het wel deftig en netjes klonk), die door zijn “huisknecht” wordt overgehaald om De Wijde Wereld in te trekken. De huisknecht is een haas, Lodewijk, En natuurlijk niet zo maar een haas, maar eentje die kan praten, kan koken, kan huishouden en dergelijke. Daarmee schaart dit verhaal zich dus in de categorie verhalen waarbij kortweg aan dieren menselijke kenmerken worden toegekend (antropomorfisme). Als dat goed wordt toegepast, vind ik dat prima te verteren. En Jantien Buisman heeft het hier heel natuurlijk en overtuigend gebruikt.

Haas Lodewijk is het burgerlijke leventje al meer dan zat en droomt van het zwerven en op zoek gaan naar de (door hem zelf verzonnen) Schat. Meneer Lakoen werkt al jaren op een kantoortje, op de postafdeling. Hij doet de hele dag niets anders dan enveloppen dichtvouwen en postzegels plakken. Hij is heel plichtsgetrouw en heeft het gevoel dat hij een belangrijke bijdrage levert aan het ordentelijk houden van de maatschappij.
En toch, toch weet Lodewijk iets bij hem los te weken. Meneer Lakoen beslist dat zij gaan zwerven, natuurlijk niet meteen naar De Wijde Wereld, maar gewoon een paar dagen in Amsterdam. Gerommel en gebrom in de kast, want de speelgoedbeer en de muis willen ook mee. Zij krijgen eerst een eigen naam: Beer Gijs en Muis Teuntje.
De manier waarop Buisman aangeeft hoe deze naamgeving tot stand komt, vind ik een bewijs van de diepere lagen in het verhaal. Meneer Lakoen wil hen bijvoorbeeld eerst gewoon een nummer geven en er is een fantastische discussie over het feit dat de beer graag ook een Meneer zou willen zijn.

Nou ja goed, uiteindelijk ontvouwt er zich een heel avontuur. Dat is voor mij niet de reden om deze blogpost aan Meneer Lakoen te besteden.

Wat mij in dit boekje namelijk elke keer weer triggert, is die niet weg te dringen behoefte van ieder mens om de eigen vleugels uit te slaan. Het doet denken aan de slogan van Bever: “Niet iedereen is een buitenmens, maar niemand is een binnenmens.” Maar het gaat nog veel verder dan dat. Wat maakt het uit wat een ander van of over jou denkt? Waarom zou jij blijven denken dat wat jij doet zo moet omdat iemand (een werkgever, een relatie, de familie, de kerk, de buurt etc.) het op die manier van jou verwacht en verlangt? Ieder mens heeft het recht om aan zelfontwikkeling en zelfontplooiing te doen.

Wat ik zo mooi vind aan Meneer Lakoen is dat deze bewustwording niet in één keer gebeurt, als een soort openbaring of bliksemschicht, maar dat bij elke stap die hij zet, hij zich meer realiseert wat het effect van zijn handelen is en dat hij toch ook in staat blijkt te genieten. Genieten van het gezelschap, het buiten op de fiets rondtrekken, het spontaan keuzes kunnen maken. Het is ook niet zo dat hij voor altijd en eeuwig een vrijbuiter wordt. Dat is ook helemaal niet nodig. Zolang het zaadje van zelfbewustzijn en zelfontplooiing maar geplant is en het plantje wordt vertroeteld, mag het best een kamerplantje zijn.

Het overbekende managementboekje Wie heeft mijn kaas gepikt? (Spencer Johnson & Ken Blanchard, Atlas Contact) staat bol van de clichés. Maar ja, een cliché wordt een cliché omdát het een waarheid als een koe bevat. En het mooie van clichés is dat het soms plotseling, op het juiste moment, een speldenprik kan zijn waardoor je weer gaat nadenken. Het cliché dat ik nu voor ogen heb, is: “als je steeds blijft doen wat je doet, hoe kun je dan verandering verwachten?” (vrije quote).

Ook ik sta natuurlijk onder invloed van wat ik denk dat men van mij verwacht, ook ik ben voorgeprogrammeerd door opvoeding en achtergrond, ook ik moet regelmatig aan mijzelf vragen waar iets goed voor is, wie er iets aan heeft en voor wie of voor wat ik het eigenlijk doe. Daarin zal ik niet uniek zijn. Voor mijzelf heb ik wel het idee dat ik, zeker de laatste jaren, steeds beter in staat ben om mij los te maken van ouderwetse (lees: beperkende) verwachtingen en zoveel mogelijk, binnen de marges van feiten en omstandigheden, probeer te leven zoals ik ook echt wil leven. Maar het blijft voor persoonlijke ontwikkeling belangrijk om je daarvan steeds bewust te zijn (of te maken).

Heerlijk dat zo’n ogenschijnlijk simpel kinderboekje een levenlange invloed heeft.

Onlangs ben ik een paar dagen bij mijn broer op Schiermonnikoog geweest. Mijn exemplaar stond nog bij hem in de kast, maar ging mee in de tas terug. Ik heb dit boekje in een ver verleden gekregen van een oudtante en haar dochter, beiden destijds (midden jaren zeventig) werkzaam in het (basisschool)onderwijs. Het is het debuut van Jantien Buisman. Het gekke is dat haar latere werk wel nog terug te vinden is (uitgegeven bij De Harmonie), maar dat het veel moeite kost om Meneer Lakoen te “vinden”. Buisman heeft meerdere kinderboeken geschreven (en zelf heel verdienstelijk van tekeningen voorzien), waarbij vaak aan dieren menselijke trekjes zijn toegekend. Ikzelf heb echter nooit iets anders van haar gelezen.

Ken jij Meneer Lakoen? Of heb jij een ander (kinder)boek dat zo veel invloed op jou heeft? Ik hoor het graag, ik ben dol op dergelijke verhalen.

Veel leesplezier!

theonlymrsjo

One comment: On Van postzegel tot schatkaart

Leave a reply:

Your email address will not be published.